Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Masterproef vademecum Inhoud Namen, termen en referenties ................................................................................................................ 3 Wat is een masterproef? ......................................................................................................................... 4 Inhoud en concept............................................................................................................................... 4 Doelstelling van de masterproef ......................................................................................................... 5 De keuze van een onderwerp en de (co‐)promotor ................................................................................ 6 Een onderwerp kiezen ......................................................................................................................... 6 Een (co‐)promotor kiezen .................................................................................................................... 6 De rol van de promotor ....................................................................................................................... 7 Afspraken met de promotor................................................................................................................ 7 Soorten masterproeven ...................................................................................................................... 7 De theoretische onderzoeksscriptie ................................................................................................ 8 De empirische onderzoeksscriptie .................................................................................................. 8 De overzichtsscriptie ....................................................................................................................... 8 Administratief draaiboek ....................................................................................................................... 10 Administratie ..................................................................................................................................... 10 Bepalen van onderwerp en titel .................................................................................................... 10 Inschrijven bij de facultaire studentenadministratie .................................................................... 10 Wijziging van titel en/of onderwerp en/of promotor ................................................................... 10 Keuze lezers ................................................................................................................................... 11 Goedkeuren van onderwerp of titel .............................................................................................. 11 Tijdpad ............................................................................................................................................... 11 Indienen: data en procedure ............................................................................................................. 12 Vormgeving en inhoud van de masterproef ......................................................................................... 13 Vormelijke vereisten en structuur ..................................................................................................... 13 Delen van de masterproef ............................................................................................................. 13 Inhoud ............................................................................................................................................... 15 Probleemstelling & Originaliteit .................................................................................................... 15 Systematiek ................................................................................................................................... 16 Kritische houding ........................................................................................................................... 16 1
Omvang ............................................................................................................................................. 16 Taaleisen ............................................................................................................................................ 16 Schrijfhulp ...................................................................................................................................... 17 Taal en stijl ..................................................................................................................................... 17 Afwerking .......................................................................................................................................... 17 Facultair scriptiesjabloon .............................................................................................................. 17 Citeren, refereren, plagiaat vermijden .................................................................................................. 19 Refereren en bibliografie .................................................................................................................. 19 Bibliografie‐ en referentieprogramma’s........................................................................................ 19 Plagiaat vermijden ............................................................................................................................. 20 Evaluatie ................................................................................................................................................ 21 Algemeen ........................................................................................................................................... 21 Evaluatieformulier ............................................................................................................................. 21 Mondelinge presentatie en verdediging ........................................................................................... 22 Feedback ........................................................................................................................................... 23 Checklist ................................................................................................................................................ 24 Studiefiche masterproef ........................................................................................................................ 25 Onderwerpenlijst ................................................................................................................................... 25
2
Namen, termen en referenties Doctor Promotor
Co‐promotor
Leescommissie
Evaluatieformulier
Examencommissie
Secretaris A003412
AX00001A
Persoon die een doctoraat heeft behaald, te herkennen aan de afkorting ‘dr.’. De promotor is de (hoofd)begeleider van je masterproef. Met hem/haar maak je afspraken over onderwerp, opzet, nalezen van hoofdstukken etc. De promotor is bij voorkeur een doctor uit de opleiding Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen (zie p.7 voor de uitzondering). Soms wordt een masterproef begeleid door twee doctores. De tweede begeleider is dan de co‐promotor. Alle doctores van de UGent of andere universiteiten (incl. buitenland) kunnen als co‐ promotor optreden. Elke masterproef in de Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen wordt gelezen en beoordeeld door drie lezers: de promotor en twee andere lezers. Indien er een co‐promotor aangesteld is, dan is hij/zij de tweede lezer. De lezers van je masterproef worden aangemoedigd een standaard evaluatieformulier te gebruiken, dat je vindt aan het eind van dit vademecum. De examencommissie van de Master Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen delibereert over de punten van de masterproef. Secretaris van de examencommissie is prof. dr. Heidi Mertes. Code van de Minerva‐site Masterproef Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen. Via deze site communiceert de secretaris van de examencommissie met de studenten. Code van de Minerva‐site waar je de pfd‐versie van je masterproef elektronisch moet indienen.
www.flw.ugent.be/masterproef studadmin.flwi.ugent.be www.philosophy.ugent.be/masterproef www.lib.ugent.be www.flw.ugent.be/ombudspersonen www.taalonthaal.ugent.be/
Facultaire website voor de masterproef. Site voor het registreren van de masterproef. Website van de opleiding voor de masterproef. Uiteindelijk komt je masterproef (digitale versie) terecht in de Universiteitsbibliotheek UGent. Vetrouwensfiguur in het geval van mogelijke problemen. Schrijfhulp.
3
Wat is een masterproef? Inhoud en concept De masterproef staat centraal in de masteropleidingen. Deze masterproef laat de student immers toe om, onder begeleiding van een promotor, een zelfgekozen onderdeel van het wijsgerige of moraalwetenschappelijke onderzoeksveld grondig meester te worden. Bij het schrijven van de masterproef en het voorbereidende werk ervoor worden de cognitieve bagage en de onderzoeksvaardigheden die tijdens de bacheloropleiding zijn verworven letterlijk aan het werk gezet. De masterproef telt voor 20 studiepunten – een derde van het totaal aantal studiepunten. Het is daardoor meteen ook het meest grondige vak van de masteropleidingen. In de mate van het mogelijke zijn de verplichte vakken uit de master in het eerste semester geconcentreerd zodat de student tijdens het tweede semester tijd heeft om aan de masterproef te werken. De masterproef rondt de academische vorming af. Van de student wordt verwacht dat hij/zij door zelfstandig onderzoek binnen een afgebakend tijdsbestek een wetenschappelijk werkstuk van relatief grote omvang aflevert. Met de masterproef bewijst de student het 'métier' te beheersen. De klemtoon ligt bijgevolg niet alleen op de originaliteit van het thema, maar evenzeer op de wetenschappelijke uitwerking ervan. Dit laatste moet tot uiting komen in de verschillende stadia: het formuleren van de probleemstelling tegen de achtergrond van de recente, ook buitenlandse literatuur; de analyse van de bronnen (primaire bronnen en historische literatuur); de interpretatie van het verzamelde materiaal tegen een wetenschappelijk onderbouwde achtergrond (modellen, literatuurkennis, kritisch notenapparaat, bijlagen); ten slotte is het een oefening in schrijfvaardigheid, synthesezin en het formuleren van besluiten. De bedoeling van de masterproef is dat ze blijk geeft van de onderzoeks‐ en rapporteringvaardigheden van de student. Het is een belangrijke meerwaarde indien het onderwerp van de masterproef samenhangt met de specialisatie die de student heeft ontwikkeld doorheen de bachelorjaren via de keuzevakken, en verder opbouwt in het masterjaar. Een zekere specialisatie is dus mogelijk en wordt zeker ook aangemoedigd. Daarmee samenhangend wordt het schrijven van probleemgerichte of thematische masterproeven sterk aangemoedigd. Loutere auteursexegese die niet in dienst staat van het analyseren van een wijsgerig of moraalwetenschappelijk probleem wordt afgeraden. Het is dus de bedoeling dat in de mate van het mogelijke ingegaan wordt op ethische, moraalwetenschappelijke of wijsgerige problemen. Binnen de opleidingen Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen, net als in de andere opleidingen binnen de faculteit, wordt een zeer groot belang gehecht aan de eindverhandeling. Het niveau van de eindverhandelingen is een goede algemene indicatie voor het niveau van de student na de jaren van studie. In de eindverhandeling vloeien drie belangrijke elementen samen: de informatie‐input van de lesgevers gedurende de voorgaande jaren van studie (overdracht van kennis, beoogde leerresultaten), de tijdens de opleiding verworven autonomie en zelfwerkzaamheid van de student bij het kiezen en uitwerken van de probleemstellingen (aanbrengen van de wijsgerige en moraalwetenschappelijke attitudes) en de techniciteit, of meesterschap van het wijsgerige en moraalwetenschappelijke (onderzoeks)werk (verwerven van vaardigheden). Binnen de opleidingen Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen aan de Gentse universiteit wordt daarnaast ook veel belang gehecht aan de promotie van het wijsgerig pluralisme. Dit legt voor een 4
deel een zware claim op de studenten omdat deze zelf – weliswaar in samenspraak met de docenten – hun aandeel moeten opnemen en hun weg moeten zoeken binnen het grote aanbod van wijsgerige en moraalwetenschappelijke onderwerpen, methoden en oriëntaties. Dit vertaalt zich ook in een relatief grote openheid bij het docentenkorps ten overstaan van de mogelijke onderwerpen. De inbreng van de docenten op dit vlak is eerder begeleidend dan sturend te noemen. De eindverhandeling biedt daarom ook de kans bij uitstek aan de student om ‘uit de pijp’ te komen en te bewijzen wat hij of zij in zijn of haar mars heeft.
Doelstelling van de masterproef Van de student(e) die zijn/haar masterproef indient, wordt verwacht dat hij/zij ten minste de volgende doelstellingen op een zelfstandige manier realiseert: • Aantonen dat men in staat is een wijsgerig of moraalwetenschappelijk relevante probleemstelling in een inleidend deel nauwkeurig (dit wil zeggen met de nodige afbakening) te omschrijven en verder te kunnen ontwikkelen. • Aantonen dat men in staat is hierover een omstandige studie uit te werken aan de hand van een bronnenonderzoek, eventueel aangevuld met een onderzoek dat kan bestaan uit: a) ofwel een onderdeel van een lopend wetenschappelijk onderzoek; b) ofwel een eigen beperkt wetenschappelijk onderzoek. Dit onderzoek kan zowel theoretisch als empirisch van aard zijn. • Aantonen dat men in staat is het geheel te kunnen afsluiten met een persoonlijke en kritische bespreking. In elk geval moet de student(e) aantonen dat hij/zij in staat is de tekst aan te vullen met een kritische reflectie.
5
De keuze van een onderwerp en de (co‐)promotor Een onderwerp kiezen Een onderwerp kiezen is niet zo gemakkelijk. De eerste voorwaarde om een goede keuze te maken is: geïnteresseerd zijn in het onderwerp. Wie geen belangstelling heeft voor zijn onderwerp zal het zoek‐, lees‐ en schrijfwerk niet of zeer moeizaam tot een goed einde brengen. Een tweede regel die van belang is bij het bepalen van het onderwerp, is dat het onderwerp moet aanleunen bij de expertise en/of interesse van de (co‐)promotor die men kiest. Ten derde is het altijd interessant om aansluiting te zoeken bij lopende onderzoeksprojecten – dat is zeker zo voor de opleiding Moraalwetenschappen, maar geldt bijvoorbeeld ook voor een vakgebied als logica. Men kiest beter geen onderwerp dat te zeer gespecialiseerd is, waarover wellicht te weinig documentatie te vinden is, dat uitstijgt boven de capaciteiten van de auteur of meer dan één jaar voorbereiding vraagt. De student vermijdt best ook onderwerpen die te ruim zijn of te vaag omschreven. Men dreigt dan te vervallen in een masterproef die een oppervlakkig en nietszeggend overzicht geeft. De tekst moet een probleemstelling in de diepte uitwerken. Het onderwerp van de masterproef moet dus eerder beperkt zijn, en duidelijk afgebakend. Het onderwerp van de masterproef en de promotor waarbij men de masterproef maakt, worden gekozen bij het begin van de masteropleiding. Studenten worden aangemoedigd om reeds voor de aanvang van het academiejaar waarin zij de masteropleiding aanvatten, contact op te nemen met Z.A.P.‐ers of doctores van de Vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen om over mogelijke thema’s en probleemstellingen te praten (bijvoorbeeld op het eind van het derde bachelorjaar). In principe kiest de student(e) het onderwerp van de masterproef zelfstandig, in samenspraak met de promotor. Ter oriëntatie hebben sommige leden van het Z.A.P. en doctores (niet‐limitatieve) lijsten opgesteld met onderwerpen per vakgebied. Als de probleemstelling zich daartoe leent, kan de student(e) met goedkeuring van de promotor een empirisch onderzoek als onderdeel van de masterproef uitvoeren. De student wendt zich in dit geval tot de leden van het academisch korps die hier expertise in hebben: Dr. Veerle Provoost, Prof. Guido Pennings of Prof. Freddy Mortier – één van hen is ten minste promotor of copromotor. Een lijst met onderwerpsuggesties vind je hier: http://www.philosophy.ugent.be/masterproef
Een (co‐)promotor kiezen De afbakening van het gekozen onderwerp moet van bij de aanvang in samenspraak gebeuren tussen de student(e) én de promotor. Enerzijds staat het de student(e) vrij om bij het zoeken naar een geschikte promotor verschillende leden van het Z.A.P. en doctores (van de Vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschap) te contacteren om het onderwerp, de invalshoek, de inhoudelijke structuur en de timing te bespreken. Anderzijds hebben de potentiële promotoren het recht om zich, na bespreking van het voorgestelde onderwerp met de student(e), al dan niet akkoord te verklaren met het aangeboden onderwerp. Eventueel kan de student de begeleidingsexpertise uitbreiden door in samenspraak met de promotor een co‐promotor aan te spreken. Indien de gekozen promotor geen lid of geassocieerd lid van de vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschap is, dan dient de student vooraf, dus vóór de registratie van de het onderwerp, en met goedkeuring van de promotor een korte motivering (maximum 1 A4) in te dienen bij de secretaris van de examencommissie wijsbegeerte en moraalwetenschappen.Hierin moet de student 6
duidelijk aantonen dat (i) het onderwerp wijsgerig en moraalwetenschappelijk relevant is en dat (ii) de beoogde uitwerking ervan dat ook is. Enkel na goedkeuring door de secretaris van de examencommissie wijsbegeerte en moraalwetenschappen kan de student zijn of haar onderwerp dan registreren – voor de procedure zie 'Administratie'. Ook al wordt van de student(e) verwacht dat hij/zij de leerdoelen in verband met de masterproef op zelfstandige wijze realiseert, toch dient hij/zij op regelmatige tijdstippen contact op te nemen met de promotor om te rapporteren over de werkzaamheden en de moeilijkheden die hij/zij daarbij ondervindt. De student(e) dient de afgesproken timing en opzet te respecteren, en op regelmatige tijdstippen sneuvelteksten te bezorgen aan de promotor. Als volstrekt minimum gelden twee contactmomenten.
De rol van de promotor De promotor is het belangrijkste aanspreekpunt voor de student(e). Van de promotor wordt verwacht dat hij/zij de student(e) begeleidt bij het maken van de masterproef. Dat betekent dat de promotor mee helpt zoeken naar de invalshoek, helpt bij de logische opbouw van de inhoudelijke structuur, de student(e) stimuleert om de gemaakte planning na te komen, tips geeft waar relevante informatie of literatuur kan worden gevonden, en opmerkingen, suggesties en kritische vragen formuleert bij de tijdig binnengebrachte teksten. De promotor zorgt dat hij/zij op regelmatige tijdstippen beschikbaar is voor de student(e) (bijvoorbeeld via spreekuur of persoonlijke afspraken), stuurt de student(e) tijdig bij indien nodig, en helpt de student(e) bij eventuele moeilijkheden. De promotor bezorgt de teksten en eventuele commentaar en suggesties binnen een redelijke termijn terug aan de student(e) zodat deze kan verder werken. Het indienen van de masterproef dient na overleg met de promotor te gebeuren.
Afspraken met de promotor Van de student(e) wordt verwacht dat hij/zij de doelstellingen van de masterproef op zelfstandige wijze realiseert. Dat betekent dat de student(e) in grote mate zelfstandigheid moet demonstreren op het gebied van het opzoeken van relevante literatuur, het ontwerpen van de probleemstelling en de onderzoeksvragen, het opzetten van eventueel onderzoek, de kritische analyse van onderzoeksgegevens, de aan te houden timing, de opstelling van de inhoudsopgave, de redactie van teksten, enzovoort.
Soorten masterproeven De masterproef kan op verschillende manieren worden opgevat (in overleg met de promotor). Er wordt in alle vormen van de scripties verwacht dat er ook een (al dan niet als dusdanig expliciet onderscheiden) onderdeel literatuurbespreking is in opgenomen, waarin de student(e) bewijst de relevante literatuur kritisch te kunnen verwerken. De scriptie is met andere woorden meer dan een (lichtjes uitgebreide) onderzoekspaper. De keuze van het soort scriptie kan ook een invloed hebben op de gebruikte evaluatiecriteria. Zoals eerder al aangestipt staat het systematisch, of probleemgericht karakter, van de masterscriptie centraal in de opleiding Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen. ‘Systeemanalyses’ zonder intellectueel‐thematische vraagstelling, hagiografieën, of een louter individueel existentieel relevante vraagstelling komen dus niet in aanmerking. We lijsten enkele van de meest voorkomende vormen van masterproeven op en geven een illustratie van het soort onderzoeksvraag dat deze scriptie organiseert. 7
De theoretische onderzoeksscriptie Een theoretische onderzoeksscriptie is een masterproef waarin een abstract en/of fundamenteel robleem aangepakt wordt op een manier die iets nieuws bijdraagt tot de bestaande debatten. Voorbeeld: “Een evolutionair psychologische interpretatie van het vrije wilsdebat;” “Multiculturalistische uitdagingen voor de democratie? Waarom de bestaande theorieën tekortschieten”
Dit soort van scriptie is intellectueel zeer uitdagend. Net als bij de empirische onderzoekscriptie – zie verder – wordt hier getracht origineel intellectueel werk te verrichten dat bijdraagt tot onze (meer of minder) fundamentele kennis. De auteur ontwikkelt doorheen de scriptie dus de elementen van een eigen positie die niet zomaar te identificeren valt met bestaande posities (bijvoorbeeld door een originele synthese van bestaande posities in een debat, of door het aandragen van potentieel belangwekkende nieuwe argumenten voor een gekozen positie). De empirische onderzoeksscriptie In een onderzoeksscriptie wordt een probleemstelling geanalyseerd op basis van eigen empirisch wetenschappelijk onderzoek of op basis van een lopend wetenschappelijk onderzoek waaraan de data via eigen onderzoek (open interviews, gestructureerde enquêtes, observaties, casestudies, …). Voorbeeld: “Intimiteit in langdurige relaties – een kwalitatief onderzoek”
Uiteraard is het hierbij van groot belang dat de student(e) meer doet dan enkel het materiaal aanleveren en correct verwerken. Er wordt van hem/haar verwacht dat hij/zij dit materiaal ook inzet om het gekozen probleem kritisch te analyseren en te tonen hoe de nieuwe empirische informatie relevant is voor onze visie op dit probleem. De overzichtsscriptie In een overzichtsscriptie toont de student(e) aan dat hij/zij kritisch kennis heeft genomen van een voldoende groot deel van de bestaande ‘literatuur’ over een bepaald onderwerp en dat hij of zij in staat is de belangrijkste inzichten en bevindingen te bundelen en te presenteren. De student toont het verband aan tussen de verschillende gezichtspunten en geeft een kritisch overzicht dat voldoende informatief is zodat het ook van nut kan zijn voor iemand die gespecialiseerd is in die tak van de wijsbegeerte of moraalwetenschap, maar nooit een diepgaande studie gemaakt heeft van dat specifieke probleem. Anders dan in een onderzoeksscriptie wordt in de overzichtsscriptie niet een eigen positie ontwikkeld, of een originele vraagstelling uitgewerkt, of nieuw empirisch materiaal aangedragen. Toch wordt van de student(e) wel verwacht dat hij of zij (tentatief) positie kiest: de kritische reflectie is immers ook hier een essentieel onderdeel van de scriptie. In het algemeen is het onderscheid tussen de soorten scripties dan ook eerder gradueel dan absoluut. Men kan kiezen voor een overzicht van relevante literatuur betreffende een bepaald afgelijnd onderwerp, of men kan een verhandeling schrijven over een enkel onderdeel van een wetenschap of wijsgerige theorie of over een bepaald probleem, een bepaald gegeven of een bepaalde figuur. Zoals eerder aangegeven is het in die laatste gevallen wel belangrijk dat men het probleemgeoriënteerde karakter van de scriptie niet uit het oog verliest. Wanneer men kiest voor een overzichtsscriptie moet men opletten dat men a) niet verzandt in een saai overzicht van namen en heersende opinies; en b) in een poging het werkstuk een originele draai te geven, niet beschuldigd wordt van onvergeeflijke nalatigheden. Ook al is het opzet van dit soort scriptie iets minder ambitieus, het blijft een grote uitdaging om dit werk op een correcte manier tot een goed einde te brengen. Ook voor een overzichtsscriptie moet de student(e) alle verworven 8
kennis, attitudes en vaardigheden inzetten. Een goed gebrachte overzichtsscriptie zal dan ook vaak waardevoller zijn dan een slordig uitgevoerde onderzoeksscriptie. Voorbeeld: “Intentionaliteit en esthetica in het werk van Husserl”; “Het Just-War debat in het post‐9/11 decennium”
9
Administratief draaiboek Administratie Bepalen van onderwerp en titel Zoals in het vorige onderdeel al werd verduidelijkt, gebeurt het vastleggen van het onderwerp van de masterproef in samenspraak met de promotor. Hierover moeten beide partijen het eens zijn vooraleer de student zich inschrijft bij de facultaire studentenadministratie. Ook het formuleren van de uiteindelijke titel van de verhandeling dient in overleg met de promotor te gebeuren. Vooraleer de student(e) zijn/haar officiële titel of onderwerpkeuze indient bij de facultaire studentenadministratie (zie verder) dienen er dus een aantal contacten en gesprekken te hebben plaatsgevonden tussen de student(e) en de promotor. Onder geen beding zal een onderwerpkeuze of titel aanvaard worden die niet door de promotor is goedgekeurd. Het is ook niet aanvaardbaar dat een student(e) een vakgroeplid als promotor opgeeft zonder hem of haar hierover geconsulteerd te hebben. Wanneer een student(e) zijn of haar thesis na het modeltraject, dus in een ‘thesisjaar,’ wenst in te dienen, moet opnieuw contact opgenomen worden met de promotor (en eventueel co‐ promotor) en zijn of haar fiat verkregen zijn. Inschrijven bij de facultaire studentenadministratie Op de website van de faculteit Letteren en Wijsbegeerte vind je de belangrijkste administratieve stappen en periodiseringen uitgebreid beschreven. De gegevens worden elk jaar aangepast. We zetten hier nog een en ander op een rijtje en verduidelijken daarnaast ook ter aanvulling de opleidingseigen periodisering en vereisten. De studenten dienen de titel en de promotor van hun masterproef online te registreren. De uiterste registratiedatum varieert van academiejaar tot academiejaar. De exacte datum kan men terugvinden via de relevante pagina op de facultaire website. Aanmelden kan via je UGent login en paswoord. Na het invullen en doorsturen van alle informatie ontvangt de student(e) automatisch een bevestiging per e‐mail. De promotor dient via eenzelfde module de registratie van de student goed te keuren. De student kan hier dus niet ‘onder de radar’ vliegen en een promotor laten goedkeuren zonder zijn of haar medeweten. Wijziging van titel en/of onderwerp en/of promotor Wijziging van het onderwerp en/of van promotor kan in principe niet meer na de indiening van de titel/onderwerpkeuze van de masterproef (tijdens het eerste semester van de Masteropleiding). De titel van de ingediende masterproef moet voldoende gelijkaardig zijn aan de titel die door de student(e) tijdens het eerste semester van de masteropleiding werd opgegeven. Iedere wijziging aan de titel van de masterproef moet gebeuren in samenspraak met de promotor. In principe kan alleen de concrete formulering van de titel nog enigszins wijzigen, maar kunnen er geen inhoudelijke wijzigingen meer worden aangebracht. Wie toch van onderwerp en/of promotor wenst te veranderen, dient de secretaris van de examencommissie en de huidige promotor hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte te brengen.
10
Keuze lezers De masterproef wordt behalve door de promotor doorgaans ook nog gelezen en beoordeeld door minstens twee lezers. Indien er een co‐promotor is gekozen wordt er minstens één lezer toegevoegd aan de leescommissie. In principe behoren de promotor en de twee verdere lezers tot minstens twee verschillende onderzoeksgroepen. Studenten kunnen zelf twee lezers suggereren die hun verhandeling zullen lezen en beoordelen. Zij laten dit aan hun promotor weten, die de secretaris van de examencommissie hiervan op de hoogte brengt. De door de student zelf voorgestelde lezers zijn niet verplicht hier op in te gaan. Het is dus best hun instemming vooraf te vragen. De lezers hoeven geen lid te zijn van het academisch kader van de UGent of een andere universiteit. Ook personeelsleden van hogescholen, specialisten verbonden aan wetenschappelijke instellingen of personen met een duidelijke expertise op het vlak van het scriptieonderwerp kunnen als lezer optreden. In deze gevallen moet de student een motivering verstrekken bij zijn of haar voorstel. Via de pagina http://studadmin.flwi.ugent.be/ kan je de status van je masterproef opvragen. Onderaan staan de aangestelde leden van je leescommissie. Goedkeuren van onderwerp of titel Wanneer voorgaande stappen succesvol zijn afgerond komt de examencommissie bijeen om de ingediende voorstellen te bespreken. Dit gebeurt normaal gezien in de loop van de maand maart. De Examencommissie beslist eenzijdig over de definitieve aanstelling van de leescommissie, en probeert hierbij in de mate van het mogelijke en redelijke rekening te houden met het voorstel van de student(e). Indien de student(e) geen lezers voorstelt, staat het de Examencommissie vrij om zelf lezers aan te duiden. Jaarlijks wordt een lijst van alle thesisonderwerpen/‐titels naar alle professoren van de faculteit doorgestuurd. Het komt voor dat een collega uit een andere vakgroep uit interesse als lezer wil optreden. Ook hier wordt in de mate van het mogelijke en redelijke op ingegaan.
Tijdpad Een tijdpad opstellen voor een omvangrijke taak als de masterproef is een goede manier om het geheel overzichtelijk te houden, en jezelf geen onnodige stress te bezorgen. Het tijdpad voor het tijdig afwerken van je onderzoek en masterproef kan er zo uitzien (het tijdpad kan verschillen naar gelang van literatuurstudie of data‐inzameling): Afspraak 1 Afspreken met promotor over onderwerp september/oktober November Fase 1 Afbakening onderwerp en onderzoeksvraag Registratie promotor en (werk)titel Opstellen methodologie Doornemen primaire en secundaire literatuur Afspraak 2 Afspreken met promotor over afbakening en methodologie Begin november December Fase 2 Afwerking van het methodologisch apparaat Integratie van de geconsulteerde bronnen in het eigen concept Opstellen schema/structuur van masterproef/onderzoek Afspraak 3 Afspreken met promotor over vooruitgang Januari Fase 3 Uitschrijven van een eerste hoofdstuk Februari Inzameling data Evt. aanpassen onderzoeksvraag en methodologie Fase 4 Uitschrijven van een tweede hoofdstuk Maart Verwerken en analyse data Afspraak 4 Afspreken met promotor over hoofdstukken of verwerkte data Eind Maart 11
Fase 5 Afspraak 5 Fase 6
Uitschrijven van een derde, vierde, … hoofdstuk Neerschrijven analyse van data Afspreken met promotor over verschillende hoofdstukken Afwerking ‐ lay‐out, materiële vormgeving ‐ laatste check‐up ‐ nalezen door derden ‐ correctielectuur, incl. spelling‐ en grammaticacontrole
April Eind april Mei
Indienen: data en procedure De scriptie wordt ten laatste tegen een vooraf door de faculteit vastgelegde deadline op tweeërlei wijze ingediend: in drie exemplaren bij de studentenadministratie en elektronisch op een databank die door de faculteit wordt beheerd. Via deze link vind je alle informatie over wanneer, wat en hoe je de masterproef moet indienen: http://www.flw.ugent.be/node/141
12
Vormgeving en inhoud van de masterproef Vormelijke vereisten en structuur Het titelblad moet de volgende gegevens bevatten: het logo van de Universiteit Gent, de vermelding van de Faculteit, de titel en eventuele ondertitel, de vermelding: ‘Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Wijsbegeerte / Moraalwetenschappen door voornaam naam,’ het studentennummer, het academiejaar waarin de masterproef wordt neergelegd, de naam van de promotor, en de namen van de lezers. Kijk na op Minerva wie je lezers en promotor zijn en let op de juiste schrijfwijze van de namen. De keuze van het lettertype is vrij, maar we raden de studenten aan om een lettertype te kiezen dat qua grootte overeenkomt met het lettertype Times New Roman, grootte 12. De standaard interlinie is anderhalve regel. (Wie met het Word sjabloon werkt, kan zonder problemen de opmaak en het lettertype – Calibri – ervan gebruiken.) Witbladen mogen alleen worden toegevoegd om grote delen van de masterproef te onderscheiden. Overdreven gebruik van witregels wordt niet aanvaard; m.a.w. elk hoofdstuk dient weliswaar op een nieuwe pagina te beginnen, maar voor een nieuwe paragraaf of alinea wordt geen nieuwe bladzijde gebruikt. De masterproef moet de volgende duidelijk onderscheiden delen bevatten: woord vooraf, inhoudsopgave, inleiding (met o.m. de probleemstelling), het corpus (of de eigenlijke tekst van de masterproef), de conclusie (in dit besluit levert men de antwoorden op de vragen in de inleiding), en de bibliografie of literatuurlijst. De masterproef kan eventueel ook nog de volgende onderdelen bevatten: lijst van gebruikte afkortingen, lijst van figuren en tabellen, bijlagen, register, addenda en corrigenda. De nummering van de bladzijden loopt vanaf de inleiding. De voorgaande bladzijden (woord vooraf, inhoudsopgave, etc.) worden afzonderlijk aangeduid en genummerd (met Romeinse cijfers). Delen van de masterproef De mogelijke delen van de masterproef worden hier meer omstandig behandeld. De onderdelen gevolgd door een asterisk zijn verplicht.
Titelblad Het titelblad moet de volgende gegevens bevatten: het logo van de Universiteit Gent, de vermelding van de Faculteit, de titel en eventuele ondertitel, de vermelding: ‘Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Wijsbegeerte / Moraalwetenschappen door voornaam naam,’het studentennummer, het academiejaar waarin de masterproef wordt neergelegd, de naam van de promotor, eventueel die van de copromotor en de namen van de lezers. Kijk na op Minerva wie je lezer en (co)promotor zijn en let op de juiste schrijfwijze van de namen. Word Count De student voegt op een apart blad twee woordtellingen (word‐counts) van de masterproef in: • Word Count 1: het aantal woorden in Inleiding, Corpus & Conclusie
13
• Word Count 2: het aantal woorden in de volledige masterproef, met uitzondering van de eventuele bijlagen. Elke tekstverwerker geeft de mogelijkheid om deze woordentelling uit te voeren. Voor meer informatie over de lengte van de masterproef, zie verder.
Woord vooraf In het woord vooraf duidt men het kader aan waarbinnen de masterproef tot stand kwam. Het woord vooraf is niet de plaats om de probleemstelling grondig uit te werken of de opzet van de masterproef uit de doeken te doen – dat gebeurt in de inleiding. Men kan er wel eventueel een aantal persoonlijke bedenkingen of anekdotes in vermelden die te maken hebben met de onderwerpkeuze, het schrijfproces, enzovoort. Eventueel bedankt men een aantal mensen voor hun medewerking, begeleiding of steun. Inhoudsopgave De inhoudsopgave vermeldt de titels van de hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen. Bij elke titel en ondertitel wordt (uiterst rechts) de bijpassende bladzijde aangeduid. Lijst van gebruikte afkortingen Indien afkortingen regelmatig worden gebruikt, voegt men ook een lijst van gebruikte afkortingen toe. Algemeen bekende afkortingen (zoals d.i., m.a.w., bijv.,…) moeten natuurlijk niet worden uitgelegd, maar minder bekende afkortingen en afkortingen van organisaties en instellingen (zoals A.P.S.D., N.I.S., D.I.V., …) moeten in ieder geval worden opgenomen, net zoals eventueel gebruikte afkortingen voor veel aangehaald titels van boeken e.d. Lijst van figuren en tabellen Indien figuren en/of tabellen regelmatig worden gebruikt, voegt men ook een lijst van gebruikte figuren en/of tabellen toe. Inleiding In de inleiding komen volgende punten aan bod: de motivering van de onderwerpskeuze en de ruimere situering (in tijd en ruimte); de duidelijke omschrijving van de probleemstelling en de opzet van de masterproef; de hoofdlijnen van de verschillende hoofdstukken, de gebruikte onderzoeksmethode en het soort bronnen dat werd gebruikt; en de eventuele beperkingen van de masterproef. Corpus De eigenlijke tekst van de masterproef moet de lezer stap na stap (dus: hoofdstuk na hoofdstuk) verder leiden in de bespreking van het onderwerp. Met andere woorden: de tekst moet logisch opgebouwd zijn. Elk hoofdstuk dient een inleiding en een slot (of conclusie) te bevatten waarin de kerngedachte(n) nog eens worden samengevat. Conclusie (of 'algemeen besluit') Het besluit levert de antwoorden op de vragen in de inleiding. Een goede manier om het besluit op te stellen, is de inleiding grondig na te lezen en dan per hoofdstuk de inhoudelijke kernelementen en de conclusies te noteren. Nadien maakt men er een doorlopende tekst van. In een besluit mogen nooit nieuwe elementen worden aangebracht. Men kan er wel in aanduiden welke mogelijke invalshoeken
14
voor verder onderzoek voortvloeien uit de aangedragen conclusies. Alles wat in het besluit staat, moet terug te vinden zijn in de tekst van de masterproef.
Bibliografie Dit is de alfabetische lijst van boeken, tijdschriftartikelen en andere documentatie die geraadpleegd werden voor de masterproef. Bijlagen In de bijlagen wordt aanvullend of illustratief materiaal opgenomen: (a) teksten die nodig zijn om de tekst van de masterproef te verstaan; (b) ander bronnenmateriaal; (c) illustraties, zoals tabellen, figuren, teksten, interviews, die te lang zijn om ze in de tekst op te nemen, die op verschillende plaatsen in de tekst betrekking hebben, of die niet van essentieel belang zijn voor de argumentatie en/of het goed begrijpen van de tekst. Register, addenda en corrigenda In een masterproef is een register strikt genomen niet verplicht. Maar het maakt raadpleging door derden wel handiger. Men kan een personenregister en een zakenregister maken of beide samen. Met addenda wordt bedoeld: een bijgaand blad met aanvullingen bij de masterproeftekst (bijvoorbeeld wanneer je net na het drukken of kopiëren van de masterproef plots nog een belangrijk artikel vindt, waarin erg belangrijke argumenten over het onderwerp staan). Corrigenda zijn correcties van fouten die in de definitieve masterproeftekst bleven staan. Het spreekt voor zich dat dergelijke corrigenda zoveel mogelijk moeten worden vermeden.
Inhoud Het spreekt voor zich dat de masterproef als onderdeel van het deliberatiepakket van de masteropleiding niet het resultaat kan zijn van een al te langdurig en diepgaand onderzoek, of nog: ze kan niet de ambities hebben van een doctoraatsproefschrift. Toch moet de student(e) aantonen dat hij/zij de theoretische kennis, opgedaan tijdens de duur van de opleiding, in een persoonlijke tekst kan verwerken. Maar het gaat om meer dan die kennis zelf, de masterproef is eigenlijk: het antwoord op een vraag. Veel studenten vatten de masterproef op als een toetsing van hun kennis, als een manier om te laten zien wat ze weten. Ze beantwoorden geen duidelijke vraag, maar verzamelen gewoon informatie over een onderwerp en ordenen die in enkele hoofdstukken. Een masterproef toetst echter geen kennis, maar toetst wat de student(e) kán met wat hij/zij weet. Het gaat om een vaardigheid en die komt er, kort gezegd, op neer dat men op een heldere wijze een stuk kan schrijven waarin (in de conclusie) een weldoordacht antwoord wordt gegeven op een vraag die voor de wijsbegeerte en/of de moraalwetenschappen van belang is. Probleemstelling & Originaliteit De student(e) moet niet noodzakelijk nieuwe wegen bewandelen, of zich verstikken in de eis tot ‘oorspronkelijkheid.’ Immers, in de praktijk stellen we vast dat in veel gevallen de student(e) een masterproef maakt over een onderwerp of domein waarover voorgangers ook al een masterproef hebben gemaakt. Belangrijker nog, volstrekte originaliteit blijkt in de praktijk vaak niet veel meer dan gebakken lucht. Echte originaliteit toont zich vaak eerder in de manier waarop iemand zich bestaande inzichten eigen maakt en op basis daarvan eventueel een eigen positie weet te ontwikkelen en zo een stap verder te zetten. Absolute originaliteit is dus zeker niet het doel. Toch wordt van de student(e) verwacht dat hij/zij in de mate van het mogelijke een persoonlijke en originele probleemstelling in de masterproef uitwerkt. Een vraag waarop het antwoord al gekend is, 15
komt dus niet in aanmerking. Die probleemstelling moet vooral goed afgebakend zijn. Ze moet duidelijk worden geformuleerd en gesitueerd bij de aanvang van de masterproef. De masterproef moet verder het resultaat zijn van persoonlijk opzoekwerk (bronnenstudie of literatuuronderzoek), autonoom denkwerk (weging van bestaande argumenten, ontwikkeling van nieuwe argumenten) en/of eigen onderzoek (bijvoorbeeld op basis van interviews, enquêtes, een casestudy, of veldonderzoek). Ook de wijze waarop het onderwerp wordt uitgewerkt, moet origineel zijn. De gegevens moeten worden verwerkt vanuit een zelf bepaald standpunt. Systematiek Van de student(e) wordt verwacht dat hij/zij gebruik maakt van een zo ruim en zo divers mogelijke documentatie (aangepast aan de onderzoeksopzet). Binnen de perken van het mogelijke en relevante moet de student(e) zoveel mogelijk relevante bronnen raadplegen. De gebruikte informatie moet verscheiden en degelijk zijn. Dit houdt ook (en vaak zelfs in de eerste plaats) in dat relevante internationale literatuur geraadpleegd wordt. Systematisch kunnen werken, betekent ook een ordening kunnen aanbrengen in het bronnenmateriaal. De student(e) moet alle belangrijke documentatiegegevens tot een logisch geordend geheel kunnen verwerken. De formulering en de samenstelling van alle gegevens uit de literatuur en uit het eigen onderzoek moeten zo zijn dat alles vlot en gemakkelijk kan worden gelezen en begrepen. Inhoud en conclusies moeten aantonen dat de student(e) in staat is tot synthese. Kritische houding Het schrijven van een masterproef mag zich niet beperken tot het spuien van kennis. Het is een oefening in reflectief schrijven. Ten eerste moet de student(e) kritisch zijn ten aanzien van het bronnenmateriaal: hij/zij moet ‘waardevolle’ en ‘waardeloze’ gegevensbronnen van elkaar kunnen onderscheiden, en moet het geselecteerde materiaal ook kritisch kunnen beoordelen, of het nu gaat om empirische informatie of voorgestelde argumenten. Ten tweede moet de student(e) vanuit de persoonlijke probleemstelling en het eigenhandig verzamelde materiaal in staat zijn om een kritische reflectie te maken. Een loutere synthese van het verzamelde materiaal is dus onvoldoende; een wijsgerige of ethische analyse is steeds onontbeerlijk.
Omvang De opleiding wenst zich niet absoluut vast te pinnen op een maximum en minimum grens. Maar als richtlijn kunnen we stellen dat een masterproef tussen ca. 70 en 120 pagina’s telt – onder normale lay‐out vereisten, zie hoger. In aantal woorden komt dit (ongeveer) neer op 25.000 à 45.000 woorden. Het betreft hier het aantal woorden in de inleiding, het corpus en het besluit – de bibliografie, bijlagen en andere tekstdelen niet meegerekend (= Word Count 1). Gespecialiseerde onderzoeksscripties kunnen soms minder woorden tellen. In dat geval bespreekt de student(e) dit tijdig met zijn of haar promotor. Over het maximum gaan wordt sterk afgeraden: vaak betreft het enkel overbodige bladvulling, en bovendien moet de extra belasting die dit meebrengt voor de begeleiding en beoordeling niet onderschat worden. Ook hier geldt dat een eventuele afwijking in elk geval met de promotor besproken moet worden.
Taaleisen De masterproef is een geschreven werk. Het spreekt vanzelf dat ook de kwaliteit van de taal van belang is. Ook de inzichtelijkheid van en samenhang in het werkstuk zijn belangrijk. Een slecht geschreven – met bijvoorbeeld veel taalfouten – en weinig georganiseerd werk kan op weinig begrip 16
bij de lezers rekenen en leidt de aandacht af van de inhoudelijke kwaliteiten. Een masterproef wordt geschreven met een degelijk woordenboek binnen handbereik! Taalvaardigheid vertaalt zich ook in een bewust omgaan met het gekozen taalregister. De in een masterproef gebruikte taal onderscheidt zich van alledaagse spreektaal, maar een geforceerd “academische” stijl, met nodeloos jargon en omslachtige formuleringen, is evenmin aangewezen. In het ideale geval toont de student(e) dat hij/zij al eens nagedacht heeft over het gebruik van actieve of passieve zinsconstructies, en weet hij/zij zowel al te lange zinnen als een kortademige telegramstijl te vermijden. De logische ordening die de student(e) in het materiaal moet aanbrengen, vertaalt zich ook in de indeling van hoofdstukken in opeenvolgende onderdelen, en in het algemeen in een doordachte indeling van de lopende tekst in coherente paragrafen. Schrijfhulp Op de website van de vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschap11 vind je een aantal tips en hulpmiddelen die je kunnen helpen bij de redactie van je masterproef. Ook de informatie en het materiaal dat in het kader van het opleidingsonderdeel Wijsgerige Vaardigheden en Methodiek I is aangereikt, is hier van essentieel belang. Prof. Fred Muller (Faculteit der Wijsbegeerte Erasmus Universiteit Rotterdam) heeft een uitstekende ‘Schrijfwijzer Wijsbegeerte” geschreven die je kan helpen bij alle fasen van het denk‐, onderzoeks‐ en schrijfproces. Een aanrader en ook via de vakgroepwebsite te downloaden. Taal en stijl De masterproef moet worden opgesteld volgens de regels van de nieuwe spelling (het 'groene boekje’). Voorkeurspelling wordt niet aanvaard. Bovendien wordt van de student(e) verwacht dat de masterproef grondig wordt nagelezen op tikfouten. Vaak kan de schrijver van de tekst onvoldoende afstand nemen van wat hij/zij geschreven heeft en leest hij/zij automatisch over de tikfouten heen. De spellingscontrole enkel en alleen overlaten aan een computerprogramma is geen verstandige strategie. Het is daarom geen overbodige luxe om de masterproef door iemand anders te laten nalezen. Bovendien kan een dergelijke externe blik soms ook nuttige input leveren met betrekking tot mogelijke stilistische tekortkomingen, of een incoherent taalregister signaleren.
Afwerking Om het milieu te sparen worden de studenten aangemoedigd de masterproef dubbelzijdig af te drukken, bij voorkeur op gerecycleerd papier en zonder gebruik van plastic hoesjes/voorbladen, enzovoort. Facultair scriptiesjabloon De ICT‐cel van de faculteit heeft een sjabloon gemaakt (Word 2007) dat doctorandi vaak gebruiken tijdens het schrijven van hun doctoraat. Het heeft een aantal verdienstelijke eigenschappen, zoals een eigen tabblad in de ribbon waar alle meest voorkomende knoppen zijn samengebracht, een set stijlen die zijn geoptimaliseerd voor academische publicaties (met juiste nummering) en ga zo maar door. De sjabloon kan ook voor masterproeven en andere werkstukken worden ingesteld en gebruikt.
17
Alle informatie met betrekking tot de scriptiesjabloon – gedetailleerde features, gebruiksaanwijzing enzovoort vind je op handleidingensite van de faculteit. http://www.handleidingen.ugent.be/scriptiesjabloon
18
Citeren, refereren, plagiaat vermijden Refereren en bibliografie Een correcte bibliografie en notenapparaat zijn essentieel. Er bestaat geen universeel aanvaard systeem, maar twee regels liggen aan de grondslag van elk systeem. De noten en de bibliografie moeten de lezer toelaten accuraat de gebruikte bronnen op te sporen; en wanneer je een bepaald systeem gebruikt, doe dat dan consequent. Je spreekt best af met je promotor welk systeem je zal gebruiken. De volgende stijlen worden vaak gebruikt in de menswetenschappen en wijsbegeerte. De links en stijlgidsen die op de vakgroepwebsite beschikbaar zijn geven je snel een beeld van de stijl.
APA Ontwikkeld door de American Psychological Association. Voornamelijk gebruikt in de psychologie,pedagogie en sociale wetenschappen. Chicago/Turabian Eén van de oudste stijlen. Veel gebruikt in de sociale wetenschappen, geschiedkunde, de antropologie, enzovoort. Turabian is een vereenvoudigde versie van de Chicago stijl, met als doelpubliek studenten in het hoger onderwijs. MLA Huisstijl van de Modern Languages Association. Primaire doelpublieken zijn de taalkunde en literatuurstudies, kunstwetenschappen en 'humanities' in het algemeen. Harvard System Bekend systeem waarin in‐tekst verwijzingen en bibliografie wordt gebruikt, zonder noten.
Oxford System Systeem met uitgebreid gebruik van voetnoten. Bibliografie‐ en referentieprogramma’s Er bestaan programma's die het je gemakkelijk maken om een bibliografie op te stellen, het citeerproces te stroomlijnen, je bibliografische informatie te ordenen, enzovoort. Deze programma's laten je toe om een bepaalde bibliografie en citeerstijl in te stellen en consequent te gebruiken – op voorwaarde dat je de bibliografische informatie correct hebt ingebracht in het programma. De programma's kunnen ook vanuit je tekstverwerker worden gebruikt en genereren dan een geautomatiseerd voetnotenapparaat en/of bibliografie. Kijk steeds een keer expliciet na of de output alle noodzakelijke elementen bevat.
Endnote en Reference Manager De Universiteit Gent heeft een campuslicentie op Endnote en Reference Manager. Informatie over de software vind je op de website van de Directie Informatie‐ en Communicatietechnologie (DICT). Op de website van de faculteit vind je een handleiding. Een nadeel van deze twee programma's is dat je ze als student moet gebruiken via Athena. Zotero 19
Een uitstekend alternatief is Zotero. Het is een gratis programma, ontwikkeld door de George Mason University. Zotero is een Firefox extensie die je zowel on‐ als offline kunt gebruiken. Recent introduceerde Zotero ook een stand‐alone versie die lokaal kan worden geïnstalleerd en met de meest gangbare webbrowsers kan samenwerken. Meer info en downloaden hier: http://www.zotero.org/
Mendeley Ook Mendeley is een uitstekend gratis alternatief. Meer info en downloaden hier: http://www.mendeley.com/ LaTeX Ook LaTeX beschikt over een uitgebreid refereer‐ en bibliografiesysteem (BibTex).
Plagiaat vermijden Plagieer nooit: iedere vorm van plagiaat wordt onmiddellijk afgestraft en kan bij de meest verregaande sanctie er zelfs toe leiden dat het diploma van Master in de Wijsbegeerte/Moraalwetenschap niet wordt uitgereikt. De lesgevers zijn verplicht ieder vermoeden van plagiaat onmiddellijk aan de secretaris van de examencommissie te melden. De examentuchtinstantie kan, indien de feiten bewezen worden geacht, een examentuchtsanctie opleggen (zie onderwijs‐ en examenreglement 2015‐2016 Indien je niet zeker bent of je op een correcte manier parafraseert en verwijst, bespreek dit dan zeker met je promotor. Bekijk ook de volgende documenten zeker een keer: Hier vind je meer uitleg omtrent hoe correct materiaal gebruiken zodat plagiaat niet aan de orde is: http://www.schrijven.ugent.be/node/993
20
Evaluatie Algemeen De (co‐)promotor en lezers beoordelen de masterproef en leggen in een schriftelijk verslag hun bevindingen voor aan de examencommissie. Na de mondelinge verdediging volgt een deliberatievergadering waarin de examencommissie het eindcijfer vastlegt. Bij het bepalen van dit eindcijfer wordt vertrokken van de scores die de leden van de leescommissie voorstellen op basis van de lectuur van de masterproef, maar de kwaliteit van de mondelinge verdediging speelt uiteraard een rol in het bepalen van het eindcijfer.
Evaluatieformulier De examencommissie heeft een evaluatieformlier opgesteld dat ondertussen door veel evaluatoren wordt gevolgd voor hun schriftelijk verslag. Het gebruik ervan is niet verplicht, maar het geeft een goed idee van de criteria die in principe door elke lezer gebruikt worden. Het formulier ziet er als volgt uit: Masterproefverslag Academiejaar 2015 – 2016 1ste examenperiode Naam student: Titel masterproef: Naam beoordelaar: 1. o o o o o 2. o o o 3. o o o 4. o o 5.
Opzet en probleemstelling Vertrekt de verhandeling van een duidelijke probleemstelling? Wordt de keuze van het onderwerp duidelijk gemotiveerd? Is het onderwerp nauwkeurig afgebakend? Vertrekt de verhandeling van een duidelijke status questionis? … Methodologie Wordt de methodologie / het theoretisch-methodologisch kader voldoende verantwoord? Worden in de verhandeling de juiste methodologische stappen gezet om de gestelde problemen op te lossen? … Opbouw en structuur Is de verhandeling duidelijk gestructureerd? Is de uiteenzetting helder en coherent? … Terminologie Worden de begrippen op een verantwoorde wijze gebruikt, dus kritisch geselecteerd, duidelijk gedefinieerd en consequent gehanteerd? … Omgang met het basismateriaal
21
o o o o 6. o o o o o 7. o o o o o
Is de omgang met het basismateriaal (teksten, corpora, data, bronnen allerhande) wetenschappelijk verantwoord? Is voldoende zorg besteed aan de transcriptie van het basismateriaal, bijvoorbeeld van de uitgegeven teksten in het geval van een teksteditie? Is het basismateriaal voldoende verklaard en geïnterpreteerd? … Argumentatie en conclusies Is de relevante literatuur op een adequate wijze verwerkt? Geeft de verhandeling uiteindelijk een antwoord op de initiële onderzoeksvragen? Worden de tussentijdse en eindconclusies voldoende ondersteund door het gepresenteerde materiaal, de analyses en de argumentatie? Is de verhandeling een originele en/of relevante bijdrage tot het onderzoeksgebied? … Vormelijke aspecten Is het taalgebruik in de scriptie (grammaticaal) correct? Is het taalgebruik stilistisch adequaat: zakelijk, helder, wetenschappelijk? Zijn het notenapparaat en de bibliografie / referentielijst volledig, transparant, consistent? Is de materiële presentatie van de scriptie - zoals lay-out, typografie en tekstcorrectie verzorgd? …
8. (enkel te beantwoorden door de (co-)promotor) Procesevaluatie o o o
Hoe evalueert u de totstandkoming van de masterproef? Heeft de student(e) de aanwijzingen tijdens het werkproces opgevolgd? Wat had u liever anders gezien? / Wat hebt u weten te waarderen?
9. Andere opmerkingen?
Eindbeoordeling: in een letterscore: A = 13 en meer B = groter dan of gelijk aan 10 maar kleiner dan 13 C = groter dan of gelijk aan 6 maar kleiner dan 10 D = kleiner dan 6 in woorden: o Sterke aspecten: o Zwakke aspecten:
handtekening:
Mondelinge presentatie en verdediging Tijdens de examenperiode onmiddellijk volgend op het indienen van de thesis vindt er een mondelinge verdediging plaats. De student(e) geeft eerst een korte uiteenzetting van vijf minuten over het gevoerde onderzoek. Daarna stellen de promotor en comissarissen gedurende een kwartier 22
vragen over het geleverde werk. Bij de verdediging kunnen ook andere leden van de examencomissie aanwezig zijn.
Feedback De lezersverslagen kunnen afgehaald worden bij de secretaris van de examencommissie. De studenten krijgen hierover een mail.
23
Checklist Gebruik deze checklist tijdens het werken aan je masterproef: CHECKLIST MASTERPROEF WIJSBEGEERTE EN MORAALWETENSCHAPPEN Datum Actie 1. Administratie september Minerva september‐oktober Zoeken Onderwerp + Promotor november Registratie Titel + Onderwerp tweede helft april Check de lijst met lezers op de Minerva‐site eind mei Deadline indienen 1e zittijd eind juni Haal de lezersverslagen af begin augustus Deadline indienen 2e zittijd tweede week Haal de lezersverslagen af september 2. Afspraken met promotor september‐oktober Eerste afspraak met promotor (onderwerp) oktober‐november Voorleggen onderzoeksvraag + opzet februari Bespreken progressie vanaf maart Indienen eerste hoofdstuk(ken) maart‐april Bespreken progressie eind april Laatste afspraak met promotor / laatste stukken indienen begin juli
Uitgevoerd?
Tweede zittijd: dien hoofdstukken in voor 15 juli ‐ check de beschikbaarheid van je promotor
3. Vormelijke vereisten Spellingcontrole Grammaticale controle Laat je masterproef nalezen door een derde (medestudent, vriend, familie…)
Vermeld het aantal woorden in je hoofdstuk onderaan je inhoudstafel (verwachting: rond de 25.000 woorden)
Paginanummering in orde? Titelblad in orde? Is je inleiding volledig afgewerkt? Is je conclusie volledig afgewerkt?
24
Studiefiche masterproef http://studiegids.ugent.be/2015/NL/studiefiches/A003412.pdf
Onderwerpenlijst Voor eventuele onderwerpen en promotoren kan je de lijsten raadplegen op de website van de vakgroep: www.philosophy.ugent.be/bmapsuggesties
25